Hoogwaardige vloeistof voor reiniging van ingebouwde verstopte dieselpartikelfilters van personenauto's. Maakt harde, dichte of verharde verontreinigingen los op het oppervlak van dieselpartikelfilters. Zorgt voor optimale rijeigenschappen, motorvermogen en een laag brandstofverbruik. Door een regelmatige reiniging in combinatie met spoeling kunnen dure reparaties worden vermeden.
Voor personenauto's met dieselmotor en dieselpartikelfilter (DPF/FAP).
- garandeert een laag brandstofverbruik
- optimaal motorvermogen
- reduceert de bedrijfskosten
- regeneratieondersteuning voor roetfilter
Gebruik
Reiniging vindt plaats met het DPF-drukbekerpistool (art. nr. 7946) en de speciaal ontwikkelde DPF-lans met 5 sproeisondes (art. nr. 7945). Afhankelijk van het voertuigtype toegang tot het dieselpartikelfilter vrijmaken. Bij de meeste voertuigen hiervoor de temperatuur- of druksensor van het dieselpartikelfilter demonteren. Opmerking: De temperatuur van het partikelfilter moet tijdens het reinigen lager zijn dan 40 °C. Bij sommige voertuigen bevindt het dieselpartikelfilter zich niet aan de onderkant van het voertuig, maar in de buurt van de uitlaatbocht of evt. van de uitlaatgasturbo. Om veiligheidsredenen is bij het reinigen van deze voertuigen de grootst mogelijke voorzichtigheid geboden, zodat er geen reinigings- of spoelvloeistof via een open uitlaatklep in de verbrandingskamer komt.
Via de ontstane opening, afhankelijk van het voertuigtype, de desbetreffende Pro-Line spuitsonde in het partikelfilter inbrengen. De gehele hoeveelheid Pro-Line dieselpartikelfilterreiniger (1 l) hierbij met meerdere intervallen van 5-10 sec., steeds met 5-10 sec. pauze, bij een druk van 6-8 bar direct op het oppervlak van het partikelfilter spuiten. Om het hele oppervlak zo veel mogelijk te bevochtigen, de sonde tijdens het reinigen draaien en deze heen en weer bewegen. De reiniger ca. 15 min. laten inwerken. Vervolgens het partikelfilter met de volledige hoeveelheid Pro-Line dieselpartikelfilterspoeling (500 ml) naspoelen. De verwerking wordt ook uitgevoerd met het DPF-drukbekerpistool met dezelfde intervallen als bij de reinigingsvloeistof. Door de reiniging wordt het roet zover opgelost en in het partikelfilter verdeeld, dat het met normale regeneratie verbrand kan worden. Na het weer inbouwen van de sensor moet het servicebedrijf of de werkplaats een regeneratie starten volgens de specificaties van de fabrikant.